Herinnering
Naam: Adri Over
Geboren: 28 maart 1938
Woonplaats: Oosterbeek
Evacueert met: Vader, moeder en zus
Route: Barneveld, Sint Jacobiparochie 179 km
‘Mijn ouders verhuisden in 1940 van Friesland naar Oosterbeek. Een slechter moment kun je niet bedenken’
Adri Over (1938) was een leergierig, zesjarig meisje tijdens de evacuatie. “De oorlog heeft behoorlijk huisgehouden in onze familie”, vertelt ze. Gelukkig was er een lieve oudoom in Friesland. Op zijn herenboerderij verbleef het gezin negen maanden in relatieve rust en veiligheid. Adri leerde er schaatsen en Fries.
Begin 1940 kwamen Bram en Annie Over met hun kinderen Hans en Adri vanuit Friesland naar Oosterbeek. Vader Bram werd directeur Sociale Zaken bij de gemeente Renkum en later gemeentesecretaris. “We hadden beter in Friesland kunnen blijven! Een slechter moment voor onze verhuizing kun je niet bedenken.”
Adri vertelt dat de oorlog behoorlijk heeft huisgehouden in haar familie. “Mijn oom, de broer van mijn vader, kwam in 1940 over uit Indië omdat zijn vader ziek was. Tijdens dat familiebezoek is hij in Dordrecht door de Duitsers gefusilleerd. Hij was een van de eerste oorlogsslachtoffers. De verloofde van mijn tante, vaders zus, werd in Vught gevangen gezet. Maar toen de transporttrein naar Westerbork werd beschoten, kon hij ontkomen. Hij is lopend teruggegaan naar het zuiden en heeft zich de rest van de oorlog moeten schuilhouden. Zijn hele leven daarna zou hij nooit meer op vakantie gaan naar een Duitstalig land.”
‘We liepen en liepen maar, de hele dag, langs de Hoge Veluwe’
Britse zuurtjes
De Slag om Arnhem beleefde Adri en haar familie in twee schuilkelders in Oosterbeek, aan de Oranjeweg 13 (nu 3) en de Nassaulaan 38. “We zaten daar hutjemutje op elkaar. Er was geen plaats om te liggen, dus we moesten zittend wachten tot het veilig werd. Mijn moeder heeft die dagen nauwelijks een oog dichtgedaan. In ons huis zaten inmiddels Engelse soldaten, van wie wij zuurtjes kregen. Het bos aan de overkant van de straat was door de Duitsers ingenomen. Ik herinner me nog dat ik op een zonnige zondagmorgen kleurige parachutes zag landen.”
Na de Slag om Arnhem kwam de evacuatie-oproep. Het gezin verliet Oosterbeek lopend, langs de Hoge Veluwe. Adri vertelt dat ze bijna niets konden meenemen. “Maar ik had wel mijn poppen aan een touwtje om mijn nek hangen. We liepen en liepen maar, de hele dag. Langs een weg richting Otterlo stonden veel Duitse tanks. Onderweg moesten we regelmatig dekking zoeken voor overkomende vliegtuigen.”
Luizen
Van Oud Reemst tot Wekerom kregen ze een lift op een boerenkar. Daarna ging de tocht te voet verder. Naar Barneveld. Adri herinnert zich dat ze in het donker aankwamen in een grote zaal. “Het eerste dat ik zag was een hele tafel vol gevulde eierdopjes. Ik had al heel lang geen ei gegeten, dus ik was heel blij.” Later bleek dat het hele gezin op de boerenkar luizen had opgelopen. Adri zelf kreeg ondraaglijke jeuk aan haar handen.
Na een paar dagen bij de groentezaak van Hartman ging de tocht verder naar een boerderij in de buurt van Barneveld. De familie Pater ontving hen als ‘goede christelijke mensen’, zoals haar vader het toen zei. Ze mochten met het boerengezin mee-eten en in de kelder schuilen als er vliegtuigen overkwamen. Toch leek het vader Bram veiliger in Friesland. Per vrachtauto van het Rode Kruis reisde het gezin naar een oudoom in Sint Jacobiparochie. “Daar kon ik gelukkig weer naar school. We leerden met lei en griffel schrijven en konden al gauw Fries verstaan. We hebben ook heel goed leren schaatsen. Dat ben ik altijd met veel plezier blijven doen.”
Paarse seringen
De bevrijding maakte het gezin Over in Friesland mee. “We hadden vlaggetjes gemaakt van oude lapjes oranje geverfde stof. Er was een optocht van versierde boerenkarren, vol paarse seringen, waarop wij mochten meerijden. Het was echt feest.” Maar de verschrikkelijke taferelen die ze in de oorlog gezien had, zou ze haar hele leven niet meer vergeten. “Laatst had ik ineens weer oude nachtmerries, door de tv-beelden uit Oekraïne.”
Direct na de bevrijding ging vader voor zijn werk als gemeentesecretaris vooruit naar Oosterbeek. En meteen ook om de ergste rommel op te ruimen. “Hij sliep nachtenlang onder een zeil, want het dak van ons huis was zwaar beschadigd. Later kwam mijn moeder ook naar Oosterbeek om te helpen poetsen. Ze deed er een hele dag over om één stoel schoon te maken.” Het gezin woonde tijdelijk in het huis van de overburen de familie Nuy aan de Oranjeweg 15. “Ons huis, Oranjeweg 13, moest door een aannemer volledig gerepareerd worden. Het was helemaal leeggeroofd en kapot, het dak lag eraf en er zat een gat in een tussenmuur. Het was erg lastig om aan meubels en huisraad te komen en het eten was nog op de bon.”
Na de oorlog gingen ze elke zomervakantie terug naar Friesland. Adri bleef een ziekelijk meisje. “Nog steeds heb ik een hoog stressniveau. Het was zo ingrijpend om die ervaringen als kind met je mee te nemen. En er niet over te kunnen praten. Naarmate je ouder wordt leer je dat wel steeds beter. Elke jaarlijkse herdenking namen we Britse veteranen in huis. Niets dan lof voor mijn ouders; dat hebben ze goed gedaan.”