Herinnering
Naam: Annie Bremer
Geboren: 26 oktober 1937
Woonplaats: Arnhem
Evacueert met: Vader, moeder, 3 broers en 2 zussen
Route: Geitenkamp (Arnhem) 4 km
‘We trokken met onze koeien door de stad naar de Geitenkamp’
Het moet een bijzonder gezicht geweest zijn, half december 1944. Het gezin Bremer – vader, moeder en zes kinderen – trok met een stoet koeien vanuit de Sint Janskerkstraat in Klarendal naar de Geitenkamp. Annie Bremer (1937) keek er toen niet van op: “We liepen ook wel met de koeien naar een weiland in de wijk Het Broek.”
Op zondag 17 september 1944, het begin van de Operatie Market Garden, at het gezin – zoals gebruikelijk – tussen de middag warm. Opeens was er enorm lawaai, een schuurdeur waaide open, er trokken grote, dreigende stofwolken door de straat. Vermoedelijk het gevolg van het bombarderen van de Menno van Coehoornkazerne.
Het gezin rende naar de kelder van de paardenstal. Die had een vloer van beton en dat was het meest veilig. Nadat ze daar waren aangekomen, riep een van haar broers: “Waar is Corrie?” Annies jongste zusje lag een middagslaapje te doen; ze was niet meegenomen naar beneden. De bommen op hun straat hadden aan weerskanten diverse huizen vernield. Ook de kerk was beschadigd. Er waren enkele doden en diverse gewonden. Een klein blond meisje met krullen was dodelijk getroffen. “Ik kende haar. Dat maakte veel indruk op me.”
Evacuatiebevel genegeerd
Toen de inwoners van Arnhem op 26 september moesten evacueren, reed haar oudste broer Ben met paard en wagen voor het Rode Kruis. Hij vervoerde zieken en gewonden. Vader negeerde het evacuatiebevel. Hij wilde niet weg vanwege het vee. Het gezin bleef dus op de boerderij.
‘Als er vliegtuigen overkwamen, dook ik als eerste de kelder in, onder de paardenstal’
Af en toe sliepen ze op matrassen in de kelder, soms ook met mensen uit de buurt erbij.
“In de kelder voelde ik mij wel veilig. Want als ik nog maar heel in de verte het geluid van een vliegtuig hoorde, was ik er al op weg naartoe. Meestal zat ik in de huiskamer al op een plek heel dicht bij de deur. In de kelder aangekomen riep ik dan zo hard als ik kon dat iedereen zo vlug mogelijk moest komen.”
In Arnhem achterblijven werd gezien als een daad van verzet en men liep het risico dat de Duitsers maatregelen zouden nemen. “Op een dag kwam een hoge functionaris van de politie waarschuwen: ze hadden ons verraden.” Haar ouders gaven eten en drinken aan andere achterblijvers. Duitsers kwamen in die periode paard en wagen bij de familie opeisen voor het vervoer van gewonden bij de Rijn. Ben, die met zijn negentien jaar niet was opgepakt voor de arbeidsinzet omdat hij onmisbaar was op de boerderij, wilde ze niet afstaan en ging daarom mee. Maar bij de brug namen de Duitsers paard en wagen van hem af en verboden hem om te volgen. Ben wachtte nog een hele tijd om te zien of ze terugkwamen, maar dat gebeurde niet.
’s Avonds moest hij in het donker terug, door de stille en aardedonkere stad. Stiekem, want na zonsondergang was het verboden om op straat te zijn. Hij sloop dicht langs de gevels van de huizen, schrok toen hij een stapel sigarenkistjes omstootte, wachtte in een portiek, en kwam uiteindelijk veilig thuis. “Mijn moeder heeft doodsangsten uitgestaan.”
Koeienoptocht
Half december verliet het gezin de boerderij. In alle rust pakten ze hun spullen in. Met de koeien trokken ze door de straten, Ben voorop. Ze kwamen bij een leegstaande fruithandel aan het Schuttersbergplein en improviseerden daar een koeienstal. Op de Geitenkamp woonden nog honderden mensen. Annie: “Als kind ging ik langs de deuren om bij buren schillen te vragen voor de beesten. ‘Ik wou dat we ze zelf hadden’, kreeg ik dan vaak als antwoord. Water haalden we in het dal aan de overkant van de Rosendaalseweg. Dan ging ik mee met mijn vader of met Ben.”
Annie bleef bang voor V-1’s, die ook daar met veel lawaai overkwamen. “Toen het bezoek een keer over deze vliegende bommen begon, antwoordde mijn moeder daarom, terwijl ik erbij zat: ‘Tegenwoordig zijn die dingen niet meer gevaarlijk. Ze kunnen geen kwaad meer, fijn hè?’ Het bezoek keek haar stomverbaasd aan.” Des te meer indruk maakte het op Annie toen haar moeder eens overstuur thuiskwam. Ze had op straat gezien had hoe een vrouw dodelijk werd getroffen.
Sinaasappels
De Britse bevrijders die met tanks over de Rosendaalseweg kwamen, gaven sinaasappels – “Iedereen een partje” – en chocolade aan de kinderen. “Een buurmeisje had een stuk chocolade gekregen. Ze gaf me een stukje. Eigenlijk was ik een beetje vies van haar, maar ik heb het toch opgegeten. Lekker, hoor!”
Eind mei konden ze terug naar de Sint Janskerkstraat. “De boerderij was nog heel, alleen de ruiten waren stuk. Het boerenbedrijf kon meteen weer beginnen. Van de steenfabriek in Elden kregen we een paard te leen. De koeien hadden we nog.”
Een paar maanden later kon Annie weer naar school. Ze had op de Geitenkamp maar een paar dagen les gehad. Voor haar gevoel heeft ze eindeloos de letter A zitten schrijven. “Ik speelde op straat, in niet al te beste kleren, toen een meisje zei dat de school weer open was. Ik ging met haar mee. De nonnen zijn daarna bij ons thuis gekomen om te vragen of we soms extra hulp nodig hadden.” Later werd ze zelf onderwijzeres.