Airborne Museum Hartenstein Menu

Jan Heezen

Herinnering

Ik kom terug  »  

Jan Heezen

‘Oorlog? Evacuatie? Ons kinderen werd niets daarover verteld’

Van de oorlog heeft Jan Heezen (1936) tijdens de evacuatie weinig meegekregen. “Eén keer zag ik in de verte stofwolken door bommen op de textielfabriek in Eibergen. En één keer kwamen Duitse militairen tijdens een razzia het huis binnen waar we geëvacueerd zaten.” Bang is Jan toen niet geweest. Hij is nu banger door het verkeer op straat.

“Ons kinderen werd niets verteld. We werden door onze ouders dom gehouden. Niet alleen over de oorlog, maar over meer dingen. Zo was ik stomverbaasd toen bleek dat ik een zusje had gekregen. Ik wist niet eens dat mijn moeder zwanger was geweest.” Jan groeide als oudste van zeven kinderen op in Elden, aan de Rijksweg-West. Jans vader had met zijn broer en neef een smederij. “Hij had als smid van oude stukken ijzer een soort bak gemaakt, die ondersteboven als dak functioneerde. Hij had een geul ernaartoe gegraven. Daar zaten we tijdens Operatie Market Garden als het luchtalarm was afgegaan.”

Kar van de melkboer
Het gezin evacueerde op een zondag met buren en opa en oma. “We gingen eerst naar de kerk, daarna vertrokken we. Met een kar.” Zijn vader had de dresseerkar van de melkboer in de smederij staan voor reparatie. “Door het dorp liep een paard dat was losgebroken. Dat hebben we gevangen. Bij de zadelmakerij hebben we een zadel opgehaald en het paard ingespannen. De kar had banken langs de zijkant, daar konden zes mensen op zitten. Een aantal zat op de vloer en een aantal op de bank. De buurman ging met ons mee, die had de jas van Pa aan.” De kippen en de twee varkens werden nog gevoerd voor vertrek.

“Aardappelschillen, rode bieten. Honger hebben we niet geleden, maar het was geen overdaad.”

De Lievelderstraat in Groenlo. Foto: Scherp in Beeld

Ze gingen eerst naar Arnhem en staken via de noodbrug de Rijn over. Ze vertrokken op goed geluk naar het noorden. Anderen uit het dorp gingen juist de Betuwe in. Jan moest lopen tot Apeldoorn: “Een hele afstand voor een kind.” Daar sliepen ze in een school. “Ik sliep met een vrijgezelle tante van me, tante Holleman, in het stro.”

In Apeldoorn werd het gezin opgesplitst. Jan ging met zijn vader, moeder en zusje Ria naar een huis aan de Spoorstraat. “Daar in huis was een oma die doodziek was, die lag op bed. Er kwam een verpleegkundige voor haar aan huis. Tijdens een razzia is mijn ondergedoken vader in bed gekropen met alle medicatie van deze oma naast zich. SS’ers waren onderweg naar zijn bed, en zeiden tegen elkaar: aan een zieke hebben we niks, en ze draaiden zich om op de trap.”

Bonkaarten kwijt

In Apeldoorn kregen ze eten van de gaarkeuken. “Aardappelschillen, rode bieten. Honger hebben we niet geleden, maar het was geen overdaad.” Zijn moeder werd op de markt bestolen. Ze raakte haar hengselmand kwijt met daarin alle bonkaarten voor het gezin, waarna het bijna onmogelijk werd om voor het gezin aan eten te komen. Jans opa en oma waren vertrokken naar een tante in Groenlo en riepen de gezinsleden op ook naar de Achterhoek te komen: daar was overvloed. Ze kwamen terecht aan de Lievelderstraat en zijn vader hielp de plaatselijke smid.

Zijn oom Jo regelde daarna opvang in Zwolle, een buurtschap bij Groenlo, maar Jan en de anderen konden pas komen als de vrouw des huizes bevallen was. Tussentijds gingen ze naar een grote boerderij in Winterswijk.

Doos sigaretten

In Zwolle werd het gezin fantastisch opgevangen “We kwamen van de hel in de hemel. De gastheer stond ons met een doos sigaretten op te wachten. Daar zaten we heel goed. We hebben daar de rest van de evacuatie gezeten. We kregen daar spekpannekoeken en pap.” Jan is daar naar school gegaan bij mensen in de keuken. Het schoolgebouw was namelijk kapotgeschoten.

Zijn vader ging aan het eind van de oorlog terug naar Elden om te kijken hoe het huis eraan toe was. “Moeke zei: doe de ramen los, dan kan het een beetje doorwaaien. Dat hoefde niet. Er lag geen pan meer op het dak. Het huis was niet meteen opgeknapt – er was weinig materiaal na de oorlog.”

Er zat karton voor de ramen met gaatjes erin zodat er nog licht binnen kon komen. Alles was gestolen. “Wij hadden helemaal niets meer. We kregen een bankje van het Rode Kruis, daar moesten wij met alle kinderen op zitten.” Daarom kan hij nooit iets weggooien. Jan heeft een rommelhok waarin hij spullen uit zijn smederij bewaart. “Ik kan nergens afstand van doen. Mijn partner zegt dat ik moet opruimen. Ze bedoelt: weggooien. Doe ik niet. Dus zegt zij: je verplaatst het alleen maar zodat er minder stof op zit.”

Kinderfoto van Jan Heezen. Foto: privéverzameling

Ik kom terug

Bekijk alle
evacuatie verhalen

Bekijk verhalen