Herinnering
‘Ik heb altijd het gevoel gehad dat ik een geheim moest verbergen’
Toen de bevrijding kwam en er overal vreugde was, begon voor Kiek van der Does (1940) de ellende. “Nederland was verdeeld in goed en fout, wij waren fout. ‘Vuile NSB-kinderen, wij mogen lekker niet met jullie spelen!’ Dat zongen de kinderen op weg naar school.” Tijdens de evacuatie was Kiek met haar moeder, zusje en twee broertjes. Haar vader zat in Den Haag.
“Ik heb geen herinnering aan een gezin met vader en moeder. Tijdens de evacuatie heb ik hem een keer gezien bij een hotelletje in Lunteren. Ik weet alleen nog dat hij heerlijke paling bij zich had. Moeder ging niet mee, zij had denk ik al besloten dat ze niet verder wilde met een man die voor de Duitsers werkte.”
Aardappels schillende soldaten
Pas vier jaar was Kiek tijdens de – in haar woorden – prachtige luchtlandingen. Niet veel later trokken ze in colonne naar Schaarsbergen, waar het gezin de eerste nacht doorbracht. “Buiten in de achtertuin waren Duitse soldaten aardappels aan het schillen.” Terwijl de aardappels in het water plonsden, deelden sommige soldaten chocola uit aan de nieuwsgierige Kiek die samen met haar zusje was gaan kijken. “Moeder riep ons binnen. We mochten niet met de Duitsers praten. Daar snapten wij natuurlijk niks van!”
In Schaarsbergen konden ze niet blijven, dus werd de reis voortgezet. “Ik liep aan de hand van mijn oudste broer over de Ginkelse Heide. Af en toe trok hij mij plat in een schuttersputje.” Britse bommenwerpers op weg naar het roergebied wierpen hun lading af. In Ede kon het gezin, samen met de achterburen uit Arnhem en hun twee tienerkinderen, een nachtje blijven. “Langer niet, want er was geen plek voor ons.”
‘Het vage beeld van een man in een regenjas die mij optilde, maakt mij nog bang. Deze enge man met een snor gaf mij zomaar een zoen.’
Warm tussen de koeien
In een landgoed in Lunteren vonden ze onderdak voor een langer verblijf, net als veertig andere evacués. “Samen met moeder, mijn broertjes, zusje en de tienerkinderen sliepen we op de grond. Overdag ging ik met mijn zusje hout sprokkelen. Als we het koud kregen, gingen we naar de stal. Daar was het lekker warm tussen de koeien. Er was een oude stalknecht, Fluit, die had hele kleine varkensogen, weet ik nog. Hij gaf ons kippenmais. Dat peuzelden we dan lekker op.”
Toen op 16 april overal vlaggen gehesen werden, was Kiek jarig. “De ochtend hadden we doorgebracht in de schuilkelder. Medebewoners hadden cadeautjes gemaakt. Een groen poppenameublementje en een schilderijtje.” Buiten klonk ‘In Holland staat een huis’ en iedereen verzamelde zich op het voorplein. “Zoveel vrolijkheid en dansende mensen, we speelden rond de vlaggenpaal.”
Terwijl Nederland bevrijd was, begon voor Kiek een tijd van verdeeldheid. “Als je fout was, dan was je ook echt heel fout. En dat waren wij.” Het huis in Arnhem was onbewoonbaar, gebombardeerd en leeggeroofd. Een nieuw onderkomen vinden was nog een hele strijd voor Kiek’s moeder: een vrouw van iemand die de verkeerde kant had gekozen, was niet geliefd. “Uiteindelijk wist moeder een huisje in Lunteren te veroveren.”
Vader direct opgepakt
Het gezin was arm. “De spullen die we nog hadden waren in beslag genomen. Op een naaigarnituurtje van mijn moeder na.” Kiek’s vader was direct in 1945 opgepakt. Tot 1948 zag zij hem niet. “Of dat niet mocht van de regering, of van mijn moeder, weet ik niet. Altijd loog ik als kinderen mij vroegen naar mijn vader. In het begin zei ik: die is in een kamp. Wist ik veel wat een kamp was. Daar werd niet over doorgevraagd.”
De eerste herinnering aan hem na de oorlog is een trauma dat Kiek nog steeds emotioneert: “Ik herinner mij een heel koud en tochtig station, waar we stonden te wachten op een trein. Het vage beeld van een man in een regenjas die mij optilde, maakt mij nog bang. Deze enge man met een snor gaf mij zomaar een zoen.”
Kiek heeft altijd het gevoel gehad dat zij een geheim moest verbergen. “Nu ik 82 ben durf ik eindelijk te vertellen: mijn vader was fout in de oorlog. Mijn ouders praatten nooit over hun verleden. Dat lot deel je met heel veel nakomelingen. En dat doet pijn.”
Beelden nu van vluchtende moeders en kinderen uit Oekraïne raken Kiek diep. “Dan denk ik: zo liep mijn moeder met ons toen ook. Niet wetend waarheen.”