Herinnering
Naam: Elisabeth Irene (Lies) Bos
Geboren: 6 september 1944
Woonplaats: Arnhem
Evacueert met: vader Dirk Bos, moeder Reina Kuiper en drie zussen
Route: Veluwe, Oud-Reemst, Barneveld, Nijkerk, Stroe
‘Ik vind bietjes lekker, omdat ik in de schuilkelder bietensap kreeg’
Lies Kroon-Bos (1944) is geboren net vóór de evacuatie. Wat ze weet over die periode, komt uit een krantenartikel in de Arnhemse Koerier van 22 juni 1994. Daarin vertelt haar oudere zus Reina Ossewaarde-Bos over Operatie Market Garden en de evacuatie van het gezin.
Het gezin Bos woonde tussen de Rijnbrug en de Willemskazerne. Op 16 september 1944 kwam de tien dagen oude Lies met haar moeder Reina thuis van de kraamkliniek.
“Een dag later vielen de bommen, zo is mij verteld,” vertelt ze. Lies ging samen met haar moeder en haar zussen naar de kelder, ook al had haar moeder eerder steeds geroepen ‘Als er iets gebeurt, krijgen ze me niet de kelder in!’ In de kelder was het vochtig en donker. Dirk, de vader van Lies gebruikte het als opslagplaats voor kisten en oude rommel. De kelder had een voordeel: er waren drie uitgangen, zodat er altijd een uitweg zou zijn bij eventuele instorting.
De kelder was volgestouwd met matrassen en dekens en al snel kwamen er ook buren schuilen. Voor de baby was er bietensap, voor als de borstvoeding van moeder Bos zou stoppen. “Tegen mijn kleinkinderen grap ik: daarom vindt oma bietjes zo lekker!”
Transportfiets
Na twee dagen en nachten vertrokken ze. Voor Lies werd er op de transportfiets van haar vader een babybedje gemaakt van een kistje waarin zus Reina tot voor kort witte muizen had gehouden. Die beestjes waren losgelaten.
Ze gingen richting Veluwe, waar het gezin Bos familie had. Op de Amsterdamseweg, tegenover restaurant De Leeren Doedel, kwamen ze terecht bij boer Albert van Harskamp. Daar bleken Duitse militairen ingekwartierd in de mooie kamer. De moeder van Lies moest voor hen koffie zetten.
Door de ramen zagen ze de Britse parachutisten vallen en doodgeschoten worden door Duitse militairen. Een jongen leefde nog en lag lang vlakbij de evacués voor hij stierf. Lies zus Reina wilde hem helpen, maar dat mocht niet van de ingekwartierde Duitsers.
Na een paar dagen trokken ze door, samen met boer Albert. Die had paard en wagen, waarop ze chocolade en ander lekkers hadden geladen. De Duitse militairen hadden dit gevonden in de droppingscontainers van de Britten en aan het gezin meegegeven.
Het gezelschap ging naar Oud-Reemst. Onderweg zagen ze parachutes in de bomen en overal doden. Oud-Reemst was stil: iedereen was gevlucht. Een paar parachutes namen ze mee, daar hebben ze later overhemden van gemaakt.
Ze trokken in bij de ouders van de vader van Lies in Barneveld. Een paar weken later moesten ze daar weg en Lies grootouders ook, omdat de spoorlijn werd gebombardeerd. De winter brachten ze door in Nijkerk bij een tante. “Mijn ome Reimer was erg streng. Mijn oudste zus gooide de korstjes van het brood weg, toen kreeg ze van hem met een riempje. Dat riempje heeft ze afgepakt, volgens het familieverhaal, en in de kachel gegooid. Daarna, of misschien daarom, gingen we naar tante Trijn in Stroe.”
Daar sliepen ze de laatste vier maanden van de evacuatie in een kippenhok. “Mij is later verteld: ik lag buiten in de kinderwagen onder een dik dekbed, waar een granaatscherf in terechtgekomen was.”
Omdat de vader van Lies poelier was, kreeg hij snel een vergunning om terug te keren naar Arnhem. Hun huis stond er nog, maar alles wat kapotgeslagen. Weckflessen waren opengetrokken en eieren uit de winkel tegen de muur gegooid. Overal lag poep.
Het voornaamste was dat ze het er allemaal levend van hadden afgebracht en opnieuw konden beginnen.