Herinnering
Naam: Catharina Maria (Tiny) Binsbergen-Klein
Geboren: 12 augustus 1937
Woonplaats: Arnhem
Evacueert met: vader Peter Johann Klein en moeder Diena Theodora Gevers
Route: Geitenkamp (Arnhem), Roosendaal, Hummelo, Hengelo
Een avontuur met wachten in de hoofdrol
Tiny Van Binsbergen is 7 jaar als de Slag om Arnhem plaatsvindt. Een tijd met angstige momenten, maar ook met – in haar ogen – een avontuur. Herinneringen aan de loods waar ze maanden verbleef, laten haar niet los.
17 september 1944 vierden Tiny (12-08-1937) en haar familie feest bij opa en oma. “De tafel was al gedekt, terwijl er ontelbaar veel vliegtuigen over Arnhem vlogen. We bliezen het stof dat de vliegtuigen hadden veroorzaakt van de borden af, voordat de soep uitgeserveerd kon worden”. De Duitsers wonnen in korte tijd steeds meer terrein en Arnhem was niet veilig meer.
Van huis naar huis
Met spoed vertrok de familie, op zoek naar een veilige plek. Van de Leoninusstraat in het Hommels Kwartier liepen de twee broers, Tiny, papa en mama naar de eerste verblijfplaats. “We sliepen twee nachten in een bakkerij op het Schuttersbergplein, Geitenkamp. Mijn vader en ome Stef gingen naar huis om nog snel de konijnen op te halen. Die zijn toen ’s nachts in de broodoven gebakken”.
Daarna kon de familie met een bakfiets met twee grote kleppen verder. “Hier bezorgde ze vroeger brood mee.” Onder de kleppen lagen onze kleren en dekens en mijn kleine neefje, een baby. Na een nacht in de stromende regen in het bos te moeten hebben geslapen, kwam de familie terecht in de Oranjerie op landgoed Rosendael.
Na een tijdje vertrok de familie naar Hummelo. “Papa, zijn broer en ik verbleven bij de slager en mama met mijn broers bij een fietsenmaker.” Na vier dagen kwamen we terecht in Wehl. Veel herinneringen heeft Tiny niet aan deze reis. “Het was fijn dat we ergens naartoe mochten, want in de oorlogsjaren kwamen we nergens”. Na weken van plek naar plek gereisd te hebben, bereikten ze het einddoel Hengelo (Gelderland).
De maandenlange loods
Samen met twee gezinnen woonde Tiny korte tijd bij de familie Van Aken in de schuur van een klompenmakerij. Daarna verhuisden ze naar de overkant, waar ze werden ondergebracht in een dorsmolenloods. Ondanks dat het leven stil leek te staan, ging school gelukkig wel door. Verder was het avonden lang wachten en vroeg naar bed. “Gezoem vulde de loods iedere avond, er was geen verlichting maar daar wist mijn vader wel iets op. Hij zette de fiets op de kop en om de beurten draaiden we aan het wiel. Zo hadden we een lampje door de dynamo”.
De maanden verstreken langzaam. “Op het erf liep ik rond met mijn klompen, stappen en lawaai maken. Het was prachtig.” Plots herinnert Tiny zich lachend Sinterklaasavond. “In de omgeving hadden mensen aan ons gedacht. Sinterklaas stond voor de deur en ik kreeg een kleurboekje. Even later verdween Sinterklaas, maar werd er weer op de deur geklopt. Nog een Sint! Maar met een heel andere tabberd aan”. Tiny lacht: “Tja toen was het geloof wel over”.
Samen met het meisje uit mijn straat deed ik de kleine communie, want we zaten op een katholieke school. Een lichtblauw jurkje hadden de twee trotse meiden aan. “Dat hadden de mensen waar zij woonde gemaakt voor ons. Toen mocht ik weer even de deur uit, want ik mocht daar passen!” Dit waren voor Tiny de uitstapjes waar zij blij op terugkijkt.
‘Bevrijding, wat is dit?’
Voor een jonge meid van 7 jaar zijn er veel gebeurtenissen die onbegrijpelijk en verwarrend zijn. Zo ook de bevrijding, dit kwam niet over. “Ik was buiten aan het spelen naast de loods. Ineens kwam de overbuurman over de weilanden aangerend en klom over het hekwerk met prikkeldraad. Zijn handen in de lucht ‘we zijn bevrijd, we zijn bevrijd!’ Nog voordat hij ons bereikte hoorde we een enorm kabaal. Rookwolken vulde de lucht. De kerktoren achter de man ging tegen de vlakte. Achteraf hoorde we dat daar nog Duitsers in zaten”.
Het was tijd om terug te gaan naar huis. Te voet kwamen ze aan in een verwoest Arnhem. Hoelang ze hierover hadden gedaan, weet Tiny niet precies. “Het huis was leeg en stofgruis lag overal, maar daar blonk iets donkergrijs op, mijn poppenwagen! Hij stond er nog, wat was ik blij!”. Als kind had je niet veel in de oorlogsjaren, voor Tiny was dit dan ook een groot cadeau. Wat Tiny wel verdrietig vond, was dat de benedenburen – ome Max en tante Miep – niet meer terugkwamen. Van deze familie Levi hebben ze nooit meer wat gehoord.
Doorgaan en niet zeuren
De stad was leeggeroofd en vernield. Heel Nederland wordt opgeroepen Arnhem te helpen en meubels en kleren te doneren aan de hulpactie HARK. “Wij hadden geluk, want naast ons zat een wijkgebouw van een christelijke kerk waar spullen werden uitgedeeld. We konden makkelijk heen en weer lopen”. Al snel konden ze weer naar school en ging het leven ‘verder’. Doorgaan en niet zeuren was het motto na de oorlog.
De ouders van Tiny openden een horecazaak in het centrum en alle focus ging daarop. “Vaders wil was wet. Mijn broers en ik werkten mee in het hotel-café. En over de oorlogstoestanden werd niet gepraat. ’s Ochtends voordat het café openging moest alles klaar zijn, dan ging ik naar school en na school hielp ik in de afwas”. Het was flink aanpoten voor de jonge Tiny.
Oorlogsherinneringen bleven rondzweven en na 55 jaar van verdringen begon Tiny te praten. “Het is iets wat je je hele leven meedraagt. Toen ik in Elst ging wonen en nieuwe vrienden kreeg werd het taboe doorbroken en begon het een plekje te krijgen”.
“Het herbeleven van de oorlog maakt diepe indruk, want oorlog stopt niet. In de wereld niet, maar ook niet in de beleving. Ook wij hebben het meegemaakt”.