Airborne Museum Hartenstein Menu

Wil Groesz-Held

Herinnering

Ik kom terug  »  

Wil Groesz-Held

‘Mijn moeder heeft ons door de oorlog gesleept’

Wil Groesz-Held (1935) heeft tijdens de oorlog en evacuatie veel meegemaakt, maar heeft er geen trauma aan overgehouden. “Ik heb een zonnig karakter. Het rare is: voor mijn kleinkinderen zijn de oorlog en de evacuatie geschiedenis, voor mij is het werkelijkheid”.

Ze heeft groot respect voor haar beide ouders, maar speciaal voor haar moeder. “Dat was een echte moederkloek, zorgzaam. Ik heb dankzij haar een fijne jeugd gehad. Ze heeft ons op fantastische wijze door die periode gesleept. Achteraf zou ik willen weten: hoe heeft zij die periode beleefd? Dat had ik eigenlijk moeten vragen.”

Wil evacueerde met haar ouders, grootmoeder, drie broers en zusje. Haar oom stuurde een paard en wagen die hen bij Woeste Hoeve tegemoetkwam. Ze gingen naar Apeldoorn, waar haar oom voor opvangadressen had gezorgd. “Daar werden we verdeeld over twee adressen aan de Deventerstraat. Wij kwamen bij een opoe met haar dochter in een woonhuis; de broers gingen naar haar zoon die woonde met een vrouw en twee kinderen op een boerderij.” Haar vader werd tewerkgesteld in Steenderen. Hij had zich gemeld voor de tewerkstelling.

Waterpap
“De broers hadden het goed. Bij ons was dat anders. Ze waren zuunig. ‘s Ochtends kregen we waterpap. Een keer kwamen we vroeger naar de keuken. Toen bleek dat opoe en haar dochter genoten van spek en melk. Ik had altijd trek, at nooit genoeg. Later moest ik dagelijks naar de gaarkeuken, in de rij staan voor eten.”

Haar moeder probeerde de verhouding goed te houden. “Opoe wilde ons graag weg hebben. Mijn vader kreeg van het evacuatiebureau te horen: zeg maar tegen haar dat zij, als we jullie overplaatsen, een gezin met twaalf kinderen terugkrijgt.”

“Tanks door de straten, soldaten die snoep uitdeelden. We gingen van angst naar blijdschap, van het ene uiterste naar het andere. We dachten dat we voortaan altijd blijdschap zouden voelen. Dat alle verdeeldheid zou verdwijnen”.

De oude vrouw had het niet op Wil. “Maar ze was dol op mijn zusje. Ze deed akelig, gaf mij vaak de schuld. Toen mijn zusje in de vijver viel, kreeg ik straf. Terwijl ik een braaf meisje was.”

Alle kinderen van het gezin kregen dysenterie, een zware vorm van diarree. “Mijn moeder heeft ons allemaal verpleegd. Al die po’s met bloedpoep… Pas toen iedereen weer op de been was, kreeg zij die ziekte.”

Wil genoot als stadskind van het buitenleven. Zag het villen van een varken en hoe bietenstroop werd gemaakt. Ze speelde op de buurboerderij, die tevens groentezaak was, en hielp daar ook: “Radijsjes binden bijvoorbeeld.” Voorzichtig formuleert Wil: “De opvanggezinnen hebben zich in de oorlog verrijkt door hoge prijzen te vragen voor groente en door het ontvangen evacuatiegeld waar voor ons bijna niets tegenover stond.”

Ze herinnert zich, dat een schip met aardappelen was gezonken in het Apeldoorns-Dierens kanaal. “Die aardappelen werden opgevist. Sommige kon je nog eten. Andere waren gaan rotten. Die stonken!”

Helm met takken
In de aanloop naar de bevrijding lagen ze drie nachten in de vuurlinie. Ze zaten met drie gezinnen in de kelder. “Het Duitse kanon vlak naast het huis werd bemand door een oude man en een jonge jongen – ze zagen er helemaal niet als vijanden uit. Ik had met hen te doen. Later lagen er Duitse soldaten met Panzerfäuste in de greppel voor het huis. Ik werd angstig van het gieren van de granaten die in onze richting werden afgeschoten.”

Na al het gevechtslawaai werd het lang stil. De deur ging open en in het tegenlicht zagen ze een militair met een geweer. “De eerste gedachte was: een Duitser. Maar hij had een helm met takken. We juichten luid: dat waren de bevrijders die huis na huis checkten of daar nog Duitse militairen zaten. We stoven naar boven.”

Kijkdag                              
De bevrijding maakte een onuitwisbare indruk op haar. “Tanks door de straten, soldaten die snoep uitdeelden. We gingen van angst naar blijdschap, van het ene uiterste naar het andere. We dachten dat we voortaan altijd blijdschap zouden voelen. Dat alle verdeeldheid zou verdwijnen”.

Wils ouders Herman en Anna Held. Foto: privécollectie
Wil Held (links) tijdens Koninginnedag 1945. Foto: privécollectie

Toen ze terugkwamen in Arnhem, was het huis leeggehaald. “Er hadden geallieerde soldaten in gebivakkeerd; er stonden zowel onze eigen als vreemde bedden”. In de wijk werd een kijkdag in elkaars huis georganiseerd. “Dan konden we zien of er spullen van ons bij anderen stonden of omgekeerd.”

Het duurde lang voordat haar leven weer normaal voelde. “Alles was op de bon; je had niets. En de scholen waren nog dicht. We vermaakten ons wel: granaatscherven zoeken. Mijn broers kwamen met kogels thuis. Die scherven en die kogels legden we op de treintjes op zolder, als bagage.”

De viering van Koninginnedag in 1945 herinnert Wil zich als een gigantisch feest. Er waren kinderspelen, er was een optocht, huizen waren versierd. “Het was blij, uitbundig.”

 



Ik kom terug

Bekijk alle
evacuatie verhalen

Bekijk verhalen